Ene, maak mij bekend met uw wegen.
Uw paden, wil die mij leren.
Psalm 25: 4
Wanneer David zijn gebed bidt zit hij absoluut niet goed in zijn vel. Hoewel we niet precies weten wat zijn omstandigheden waren, geeft hij ons een inkijk in zijn hart: Hij voelt zich eenzaam en ellendig, zijn hart is benauwd! Dat komt telkens weer terug in zijn gebed, tot aan het eind. Hij heeft vijanden, die hem bedreigen, die achteloos ontrouw zijn. David blijft er niet mee zitten, maar hij gaat bidden: hij heft zijn ziel, zijn leven met alles erop en eraan op tot de HEER, de God van het verbond: Alles wat er in hem omgaat, alles wat hem dwars zit, wat hem het leven en de adem kan benemen brengt hij voor God. Hij heft wat er in zijn hart is op tot God. Bij God is hij veilig, op God hoopt hij, midden in al zijn moeilijkheden, zo belijdt hij.
David zoekt zijn weg doorheen de moeilijke situatie en stemt af op wie God is. Maak mij bekend met uw wegen, leer mij uw paden. Die ‘weg’ en het ‘pad’ zijn kernwoorden in deze psalm. Een beeld dat ook voor ons herkenbaar is in het gaan van onze persoonlijke levensweg. Onze weg lijkt meer een op route met allerlei knooppunten, dan op een TomTom-instelling waarbij de route al is uitgestippeld. In onze relaties, in ons werk, in de samenleving komen we telkens voor moeilijke keuzes en opgaven te staan. Onze levensweg gaat nooit rechttoe- rechtaan. Het is eerder een zoektocht om in een moerassig terrein de weg van het recht te vinden. En de weg, die overeenkomt met wie God is: goed, rechtvaardig en betrouwbaar, dàt is de weg van het leven!
We bidden dit gebed met David mee in de bedreigingen die er in ons leven zijn: ziektes, die onverwacht de kop op steken, zorgen over je relatie, je kinderen of in je werk. Op het persoonlijk vlak kunnen we klem zitten, kunnen we het benauwd hebben. En er zijn de grote zorgen die we met elkaar delen: De bedreiging van ziektes, de gespannen verhoudingen in de samenleving, de vernietiging van ons leefmilieu: bange vragen rijzen op hoe onze toekomst en die van onze kinderen eruit zal zien, In alle dreiging en nood heffen we onze ziel op tot Hem.
‘Heer maak ons uw wegen bekend,
help ons die met moed, hoop en vertrouwen te gaan!
Help ons om Uw weg te vinden,
geef ons hoop kracht en liefde
en de moed om uw weg te gaan.’*
Davids’ gebed staat haaks op een geloof dat onverschillig is voor wat goed, rechtvaardig en betrouwbaar is en in dienst van ons eigen gemak en inzicht staat. Een geloof dat ingaat tegen het leven zèlf. We kunnen niet God loven en tegelijk achteloos, liefdeloos met onze medeschepselen omgaan. Dat rijmt niet met Gods woordenboek, dat is vloeken in de kerk.
Om Gods weg te vinden mag ik naar Jezus kijken, die deze weg van intieme omgang met zijn Vader is gegaan. Hij had dat kompas in zijn leven van ’goedheid, rechtvaardigheid en betrouwbaarheid’. Hij ging zijn weg getrouw tot in de dood. We lezen de psalm ook als een gebed van deze Davidszoon. Zijn hulp en voorbede roepen we in bij het zoeken van onze weg. Zijn weg is een weg van navolging.
In het gaan van deze weg ligt een belofte! Wanneer we de weg met de God gaan dan komt Hij ons onverwacht zelf tegemoet: Komen wil de Ene langs paden van vriendschap en trouw voor wie zijn verbond en zijn overeenkomsten houden. Hij komt, Hij komt ons tegemoet als een vriend, zo blijkt zijn liefdevolle trouw. In een woord, in een lied, in een liefdevol gebaar van een zuster of broeder, in het breken van het brood komt Hij ons tegemoet. We gaan niet alleen, we zijn geliefd, we komen thuis in de verborgen omgang met Hem.
Kees Verduijn
*De teksten zijn genomen uit de Naardense Bijbelvertaling. Oussoren vertaalt de verbondsnaam van God met ‘de Ene’.