‘’I found Him when He spoke my name”

Jezus zei: ‘Maria!’ Ze keerde zich nu naar Hem toe en zei: Rabboeni!, Meester
  (Johannes 20: 16)

Ze was erbij toen Jezus al die jaren rondging in Galilea. Samen met andere vrouwen droeg ze zorg voor Hem. Ze luisterde naar zijn woorden, ze zag zijn wonderen van genezing. Zelf was ze door Hem verlost van allerlei demonen, kwelgeesten die haar vastgebonden hielden, deze Maria Magdalena. Ze was erbij in zijn diepste vernedering, zijn dood aan het kruishout. Ze was erbij toen Hij in een graf gelegd werd. En op de dag na de sabbat ging ze weer naar het graf, ze wilde zijn lichaam balsemen, ze wilde Hem met wie ze zo intens verbonden was de laatste eer bewijzen. De afgewentelde steen, het lege graf maakten haar verdrietig: ze was haar Jezus kwijt, echt kwijt! Haar hart scheurde, haar ogen waren vol van tranen. ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem hebben gelegd!’ Haar verdriet vertelt hoezeer ze Jezus liefhad, hoezeer ze met Hem verbonden was, hoeveel Hij voor haar betekende… Ze kon hem niet missen.

In haar liefde zocht ze Jezus, maar door haar verdriet bleef ze verblind. Ze herkende die onbekende Hovenier in de graftuin niet als haar geliefde Meester. Tot Hij haar roept bij haar naam: “Maria!” en dan breekt daar op de begraafplaats, de plek des doods, het Licht door, als op de dag van de schepping en wordt Maria Magdalena herschapen: ‘Rabboeni, mijn Meester!’ roept ze. Vreugde stroomt door haar heen en de opstanding van de Heer wordt ook haar opstanding! Opstanding wordt alleen in de tongval van de liefde verstaanbaar… (1)

De dichter Willem Barnard schrijft over deze ontmoeting (2) : “Er is geen veelzeggender, ontroerender, aangrijpender moment in mijn leven dan dat ene moment, eens gebeurd, steeds gebeurend dat ik bij de naam word genoemd. Dan word ik wie ik niet ben, maar wel wezen zal… Ik word geschapen, geroepen, uit mijn dood gewekt. De allerintiemste liefde weet niets anders en beters te zeggen dan de naam. Dát komt het dichtste bij het geheim  van de tuin. Dat is het welsprekendste Evangelie. Daarom is Johannes 20:16 voor mij het allerontroerensdste vers uit de hele bijbel. Daar wordt het geheim op de wijze van de liefde meegedeeld”

‘I found Him when He spoke my name’ zo zingt een lied over Maria Magdalena (3) : Ik vond Hem toen Hij mijn naam noemde… Dat is het geheim van deze graftuin voor ons: Hij doorbreekt mijn duisternis, Hij ziet me, verblind als ik ben in mijn tranen, Hij roept me bij mijn naam. Hij wekt me op uit mijn diepste alleen-zijn en zet me op mijn voeten. Ik ben nieuw verbonden met Hem – niet in een oude gehechtheid, maar ánders verbonden: Hij zet me in beweging naar ánderen, brengt me bij mijn bestemming om het goede nieuws van de Opgestane te delen met anderen die in het donker zijn.

Maria wordt in beweging gezet naar de broeders om hen het Evangelie van de Opgestane te brengen. Ze is de eerste boodschapper, deze vrouw die elders in het Evangelie nergens stem heeft gekregen. De oude kerkvaders hebben haar de erenaam ‘Apostel van de apostelen’ gegeven. Zij was  het die de apostelen het evangelie gebracht. En haar Evangelieboodschap is een eenvoudig en oprecht getuigen: ‘Ik heb de Heer gezien!’

Laten we in deze Paastijd in gezelschap van Maria van Magdala meereizen met Jezus, Hem nabij zijn in zijn lijden en sterven, zijn dood en begraven; laten we Hem al onze tranen schenken in de graftuin. Hij, de Opgestane Heer, Hij roept ons bij onze naam… Hoor, dat is de stem van mijn Liefste!

Kees Verduijn

(1) W. Barnard, (1995) Stille omgang, Notities in het dagelijks verkeer met de Schriften p. 295.
(2) Idem, p. 296
(3) Petra Berger, Eternal Woman (CD)

Deel deze pagina met anderen!