Luctor et Emergo

‘Zo bleef Jakob alleen achter. En een man worstelde met hem, totdat de dag aanbrak’
(Genesis 32:24)

Onder het Wapen van Zeeland staat de spreuk ‘Luctor et Emergo’. Deze Latijnse spreuk betekent zoveel als ‘ik worstel en kom boven’. Als je het wapen bekijkt zie je een leeuw uit het water oprijzen. Het tekent de eeuwenlange worsteling van de Zeeuwen met zowel het water als met vijandelijke indringers. Het was menigmaal een gevecht op leven en dood. In de meidagen van 1940 werd de strijd niet zomaar gestaakt en in februari 1953 vocht men als één man tegen het wassende water. Ze kwamen het uiteindelijk te boven, maar de worsteling liet wel haar sporen na.

Nu is ‘worstelen’ in het leven van aartsvader Jakob een terugkerend refrein. Na jaren in het buitenland te hebben gewoond heeft Jakob de terugreis naar Kanaän aanvaard. Hij heeft zich weten te ontworstelen aan de greep van oom Laban. Zonder zijn schoonvader over de aanstaande verhuizing in te lichten is hij vertrokken. Toen Jakob in Haran aankwam was hij alleen en bezat hij geen rooie cent. Bij zijn vertrek is hij echtgenoot, vader en ondernemer. Door hard te werken en het spel slim te spelen is hij een vermogend man geworden. Het vertrek met stille trom doet de toch al gespannen verhouding geen goed. Laban weet de verhuisstoet te achterhalen en haalt verhaal. Jakob komt op zijn beurt ook met oud zeer op de proppen. Nadat de gemoederen wat bedaard zijn reiken ze elkaar de hand en beloven ze elkaar voortaan ongemoeid te laten (Genesis 31).

Na dit verzoeningsgesprek nadert Jakob met heel zijn hebben en houden het grensriviertje de Jabbok. Aan de overkant wacht bekend gebied maar ook de confrontatie met zijn tweelingbroer Ezau. ’s Nachts bij lage waterstand loodst hij zijn vrouwen, kinderen en veestapel naar de andere oever. Zelf blijft hij achter. Jakob kiest op de drempel van een nieuwe periode voor een moment van bezinning. Op zo’n ‘grensovergang’ heb je geen behoefte aan mensen die hun mening geven over alles wat er gebeurt is, en op goedbedoelde adviezen of goedkope troostwoorden zit je ook niet te wachten.

Het alleenzijn is niet voor lange duur. In het nachtelijk duister dringt iemand zich aan Jakob op. Het gaat er in de worsteling hard aan toe. Beide worstelaars zijn niet bereid de handdoek in de ring te gooien. Als het licht begint te worden wil de onbekende man de strijd staken. Maar Jakob weet van geen ophouden:

‘Ik laat u niet gaan, tenzij gij mij zegent.’

Nu is er bij Jakob het besef: zegen is niet te koop of te claimen. Zegen is alleen maar te ontvangen met lege handen!

Voordat hij gezegend kan worden moet wel de ware Jakob voor de dag komen. Maar zodra hij eerlijk wordt komt er ook ruimte voor verandering (Psalm 32). Hij krijgt zelfs een nieuwe naam en mag voortaan als Israël door het leven. Jakob zal nooit meer de oude worden, Godzijdank! Als een ander mens gaat hij de Jabbok over. De worsteling heeft wel zijn sporen nagelaten maar het kan de diepe vrede en vreugde van zijn hart niet wegnemen (Filippenzen 4:7).

‘Luctor et Emergo’, daar weten ze niet alleen in Zeeland alles van. Het leven in Lunteren en daarbuiten is soms een heel gevecht. Je worstelt met je persoonlijke geschiedenis van winst en verlies. Je lijdt mee met de wereld waarin zoveel wordt geleden en gestreden. En geloven zonder strijd is al helemaal ondenkbaar. Maar opgeven is geen optie, ik laat U niet gaan! Dankzij Christus weet ik het vast en zeker: ik worstel en kom Boven!
Cock Kroon

Deel deze pagina met anderen!