Schep mij een rein hart

Meditatie naar aanleiding van Psalm 51 – Schep mij een rein hart,

"Dit vergeef ik mezelf nooit. Ik zal werkelijk nooit van mezelf houden. Het maakt ook niet uit hoe vaak ze me nog toezingen. Ik zal mezelf haten. Ik walg van mezelf."

Dit zei Raymond van Barneveld in december 2019 in een interview over zichzelf. Als je dit hoort, dan vraag je jezelf af: Wat moet er in iemands leven gebeuren om dit te zeggen?

Voor de mensen die het niet weten: Raymond van Barneveld is vijfvoudig wereldkampioen darten. In de afgelopen 35 jaar wist hij vele prijzen te winnen. Zijn prijzenpot werd meer dan gevuld en de prijzenkast puilde uit. De laatste jaren droogde de stroom overwinningen op. Hij wilde dolgraag nog één keer laten zien hoe goed hij kon darten. Op het laatste grote toernooi waaraan hij zou meedoen moest het gaan gebeuren. Maar tijdens dat wereldkampioenschap verloor hij al in de eerste ronde en ging hij met lege handen naar huis. De teleurstelling was enorm. De deceptie was zo groot dat een gevoel van walging hem bekroop.

Het woord ‘walging’ gebruik je normaal gesproken als je een sterk gevoel van afkeer hebt ten opzichte van iets of iemand. Of je deze kwalificatie moet gebruiken in het kader van het mislopen van een sportprijs is de vraag. Maar dat je diep teleurgesteld kunt zijn in jezelf, daarbij kunnen we ons allemaal wel iets voorstellen. Je had het je zo anders voorgesteld. Er is hard getraind, ook ben je er mentaal helemaal klaar voor. En de trouwe fans hopen dat je nog een keer kunt schitteren op het hoogste podium. Maar toen het allemaal moest gebeuren, gebeurde het tegenovergestelde. Geen overwinning. Geen prijs. Geen eer. Helemaal niets! Raymond van Barneveld was daar zo kapot van dat hij geen goed woord overhad voor dit optreden. Toen ik hem daarover op de televisie hoorde praten moest ik sterk aan koning David denken.

David begon ooit als schaapherder in dienst van zijn vader. Na enkele jaren voor de schapen gezorgd te hebben bleek dat deze herdersjongen door Here God was uitgekozen om koning van Israël te worden (1 Samuël 16).De weg naar de troon was zwaar en gevaarlijk. Koning Saul zag zijn troon wankelen en stond David daarom naar het leven. Maar nadat Saul sneuvelde in de strijd tegen de Filistijnen kon David uiteindelijk toch de troon bestijgen.

Als koning weet hij vele overwinningen te behalen. Vele vijanden ontmoeten in hem een onoverwinnelijke tegenstander. Naast kennis en kunde op het gebied van oorlogsvoering heeft hij ook een vaardige pen. Hij schrijft vele liederen. Deze liederen (Psalmen) zijn niet altijd hooggestemd. Moeilijke periodes en ernstige misstapen worden door hem niet verzwegen. In Psalm 51 doet David een eerlijk boekje open over zichzelf. Je proeft in dit lied afkeer en afschuw over wat er gebeurt is: ‘Wees mij genadig, God, in Uw trouw, U bent vol erbarmen, doe mijn daden teniet, was mij schoon van alle schuld, reinig mij van mijn zonden’ (vers 3-4). Het gaat hier over zonde en schuld, daarom staat Psalm 51 ook wel bekend als een boetepsalm. Hij heeft dit lied, vol schuld en schaamte, geschreven nadat de profeet Nathan bij hem was gekomen. Deze man Gods kwam bij de koning om hem op zijn affaire met Batseba aan te spreken.

De begeerte was bij David ontwaakt toen hij zijn buurvrouw op het dakterras een bad zag nemen (1 Samuël 11). Ze was mooi om te zien! Maar bij deze constatering bleef het niet. Dat wat hij zag wilde hij ook hebben (Jakobus 1:14-15). In plaats dat David zichzelf tot de orde riep, gaf hij zijn gevoelens vrij spel. Om zijn seksuele drift te bevredigen misbruikt hij zijn macht als koning: hij beveelt dat Batseba bij hem gebracht wordt. Als zij er eenmaal is duikt hij met haar tussen de lakens terwijl zijn buurman Uria, de wettelijke echtgenoot van Batseba, op datzelfde moment in dienst van de koning, op het slagveld aan het vechten is tegen de Ammonieten.

Het duurt geruime tijd voordat David beseft gedaan wat hij gedaan heeft. De dwaalweg die hij welbewust is ingeslagen wil hij niet zomaar verlaten. Daardoor wordt het steeds donkerder in zijn hart, hoofd en huis. Natuurlijk heeft hij gemerkt dat de vreugde en vrede in God wegsijpelden (Ps. 32:3-4). Wellicht heeft hij zijn geweten wat gesust door offers aan God te blijven brengen en zijn gebeden te blijven uitspreken. Maar in zulke offers heeft God geen behagen! De profeet Amos zal later, uit naam van God, tegen het volk Israël zeggen: ‘Ik schep geen behagen in de brand- en graanoffers die jullie Mij brengen; de vetgemeste beesten van jullie vredeoffers keur Ik geen blik waardig’ (Amos 5:22). Uit Naam van God komt de profeet Nathan met een soortgelijke boodschap bij David (1 Samuël 12).Het is een pijnlijke ontmaskering. David ontdekt dat hij gezondigd heeft tegen God: ‘Ik heb gedaan wat slecht is in Uw ogen’ (v.6). De koning buigt zich voor het aangezicht van de Eeuwige en erkent ronduit: Ik ben schuldig!

David krijgt zijn schuld niet aangepraat of opgedrongen, maar hij gaat het zien! En dat wat hij ziet spreekt hij uit naar God. Hij durft dit omdat hij weet dat Gods trouw groter is dan wat hij gedaan heeft. Ook weet David dat het Gods verlangen is dat zijn (en ons) hart met waarheid en wijsheid wordt vervuld (vers 8). Deze twee, waarheid en wijsheid, zijn in de Bijbel onlosmakelijk verbonden met wie God is.

Waarheid en wijsheid kunnen alleen wonen in een rein hart, dat is een hart waarin God thuis kan zijn. Hierbij moeten we ook zeker denken aan Jezus’ onderwijs in de Bergrede: ‘Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien’ (Mattheüs 5:8). Om zo’n hartgesteldheid bidt David en wij bidden het met hem mee: ‘Schep, o God, een zuiver hart in mij’ (vers 12).

Dit gebed om reiniging klinkt God als muziek in de oren. Dit gebed zal door de Heilige Israëls nooit afgewezen worden. Gebroken harten worden door Hem geheeld en vergeving en vernieuwing worden door Hem in ruimte mate geschonken. Dat zorgt er dan ook voor dat je je levensweg, na schaamte en schande, mag vervolgen. Eerlijk zijn over het verleden is dan, door de genade die je hebt ontvangen, geen onoverkomelijk probleem meer want je weet dat je zonde vergeven is en dat je schuld is uitgewist (Psalm 103:8-12).

Ziende op Jezus zeggen wij het David na: ‘Onze Heer heeft ons Zijn genade in overvloed geschonken, juist over mij heeft Christus Jezus Zich ontfermd’ (1 Timotheüs 1:14; 16). Juist daarom bidden wij: ‘Heer, was mij en witter dan sneeuw zal ik zijn.’

Cock Kroon
kw@maranathakerk.net

Deel deze pagina met anderen!