Voorjaarsschoonmaak

(Johannes 2:13-22)

13 Kort voor Pesach, het Joodse paasfeest, reisde Jezus naar Jeruzalem. 14 Daar trof hij op het tempelplein de handelaars in runderen, schapen en duiven aan, en de geldwisselaars die daar altijd zaten. 15 Hij maakte een zweep van touw en joeg ze allemaal de tempel uit, met hun schapen en runderen. Hij smeet het geld van de wisselaars op de grond, gooide hun tafels omver 16 en riep tegen de duivenverkopers: ‘Weg ermee! Jullie maken een markt van het huis van mijn Vader!’ 17 Zijn leerlingen dachten aan wat er geschreven staat: ‘De hartstocht voor uw huis zal mij verteren.’ 18 Maar de Joden vroegen: ‘Met welk teken kunt u bewijzen dat u dit mag doen?’ 19 Jezus antwoordde hun: ‘Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’ 20 ‘Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd,’ zeiden de Joden, ‘en u wilt hem in drie dagen weer opbouwen?’ 21 Maar hij sprak over de tempel van zijn lichaam. 22 Na zijn opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen zich dat hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had.

Dit kerkblad verschijnt midden in de veertigdagentijd. Deze veertigdagentijd is anders dan de voorgaande. Misschien kunnen we wel stellen dat we al een jaar tot inkeer moeten komen. Corona heeft ons leven deels tot stilstand gebracht. Graag sta ik deze keer kort met u stil bij  het Evangelie naar Johannes 2 vers 13 tot en met 22. Dit betreft het bekende verhaal over de tempelreiniging door Jezus in Jeruzalem.

Het verhaal van de tempelreiniging spreekt tot de verbeelding, als je het eenmaal hebt gehoord vergeet je het niet snel meer. Jezus treedt hier heldhaftig en misschien zelf wel wat ruw op. De runderen en de schapen drijft hij van het plein. De geldkistjes van de wisselaars gooit hij omver. Het verhaal is in alle vier de Evangeliën opgenomen, maar bij Johannes staat het vrijwel helemaal aan het begin van het boek. Alsof de schrijver hiermee wil aangeven dat Jezus staat voor een directe en open relatie met Zijn Vader.

Het is opvallend dat Jezus zich niet keert tegen de bezetters van die tijd, de Romeinen. Dat is wat zijn volgelingen dachten. Sterker nog zijn eigen discipelen bleven maar hopen op Koning Jezus die op zou treden tegen de machthebbers. Nee, hij keert zich hier tegen het eigen Joodse volk en veegt het tempelplein schoon van alle handel en opsmuk. Jezus schaft de tempeldienst niet af, maar Hij brengt de tempeldienst tot vervulling in zijn eigen opstanding. Hij creëert een directe weg tot God. Daar ter plekke in Jeruzalem door de handelaren de deur te wijzen en telkens opnieuw voor ons allemaal, via het kruis van Golgotha.

Jezus herstelt steeds weer onze relatie met de Levende Heer. Dat is ook wat Hij duidelijk probeert te maken aan de Joodse leiders als zij Hem vragen wat maakt dat Hij het recht heeft om zo huis te houden in de tempel. Het antwoord daarop is kort: “Breek deze tempel af en in drie dagen laat ik hem herrijzen.” De tempel, dat ben Ik. Hier woont God, hier is God onder de mensen. Zo staat het in die prachtige opening van het Johannes-evangelie: “Het woord is vlees, is mens geworden en heeft onder ons gewoond.” God wil bij ons mensen komen wonen. Wij worden de woonplaats van God. Daar is het Jezus om te doen: God die woont in ons, Hij is onze levensbron. Hij woont bij ons en wij bij Hem. De liefde van Jezus ging tot het uiterste, tot in de dood aan het kruis.

De leiders kunnen niet begrijpen wat Jezus hiermee bedoelt te zeggen. Niemand begrijpt Hem op dat moment. De omgang met God is in de geschiedenis vaak geblokkeerd. Bijvoorbeeld door politieke regimes die Christenen vervolgen. Maar ook vaak vanuit de kerk zelf. Bijvoorbeeld doordat de kerk de spontante toegang tot God tegenhield door ingewikkelde dogma’s en regels in het leven te roepen. Vaak is de kerk zo druk met zichzelf dat daardoor lastig is tot de kern van het geloof te komen.

Johannes schrijft in zijn Evangelie voortdurend over het herstel van de oorspronkelijke schepping. Hij schrijft in hoofdstuk 1 over het licht dat schijnt in de duisternis. Het is niet de bedoeling dat dat licht gedoofd wordt door menselijk handelen. Daar waar het licht verschijnt moet het duister wijken. Soms gaat dit vanzelf, soms zijn er opruimacties noodzakelijk. In het groot kan dat een kerkhervorming of politieke vernieuwing zijn.

In het klein is de vraag wat dit met u en met mij doet in deze veertigdagentijd. Is het geen tijd voor een goede voorjaarsschoonmaak? Wat staat er tussen u en de open relatie met God in? Waarvan moet u misschien afstand doen? Leeft u in het licht, of in de duisternis? Wellicht is er nog maar een klein waakvlammetje van over. Maak net als Jezus een zweep en ga maar rigoureus te werk. U bent in goed gezelschap.

Giel Stomphorst

Deel deze pagina met anderen!