‘Jezus stond op van de maaltijd, legde Zijn kleren af, nam een linnen doek en deed die om Zijn middel. Daarna goot Hij water in de waskom en begon de voeten van Zijn discipelen te wassen en af te drogen met de linnen doek die Hij om Zijn middel had’ (Johannes 13:4-5).
Waar en wanneer is de Kerk op haar best? Is dat de tijd van de vroege kerk of de tijd waarin het christendom meer en meer voet aan de grond kreeg? Was misschien de tijd onder keizer Theodosius een goede tijd voor de haar? Want onder zijn bewind, dat was rond 380 na Chr., kreeg het christendom het predicaat ‘staatgodsdienst’.
Anderen zullen als goede tijd voor de Kerk de periode van de Reformatie (vanaf 1517) aanwijzen. De monnik Maarten Luther ontdekte dat je alleen door het geloof rechtvaardig bent voor God (n.a.v. Romeinen 3:21-22). Deze ontdekking ging als een lopend vuurtje door Europa, het vuur van het protestantisme bleek niet meer te doven te zijn.
Wie echter een beetje kaas gegeten heeft van kerkgeschiedenis weet dat deze ook donkere bladzijden heeft. Men belaagde elkaar mentaal en fysiek in de strijd voor de zuivere waarheid. Deze kerkelijke strijd is Lunteren ook niet vreemd. Lees hiervoor het boekje dat Wim van Leussen schreef over religie in Lunteren. Waarachtig Kerk zijn blijkt geen eenvoudige opgave te zijn en dan hebben we het nog geen eens gehad over ons eigen hart wat dikwijls tegenzit. Recent schreef iemand: ‘De kerk is het sterkst in een nederige en kwetsbare gestalte.’ Deze stelling is een voluit Bijbelse stelling. In Johannes 13 zien we hoe deze stelling niet alleen gepredikt maar ook gepraktiseerd wordt.
Jezus komt, voorafgaande aan Zijn gevangenneming, samen met Zijn leerlingen (hfst. 13-17). Hij spreekt met hen over het nieuwe gebod van de liefde en over de komst van de Heilige Geest. Zonder de vervulling met deze Geest zullen Zijn leerlingen niet staande blijven op de weg van de navolging. Die navolging zal voor hen, en voor de Kerk van alle tijden en plaatsen, geen weg van glorie zijn (Joh. 16:1-2) maar een weg van nederigheid, kwetsbaarheid en dienstbaarheid.
Deze gestalte zit van nature niet in ons bloed, dat zien we ook duidelijk terug in de kerkgeschiedenis. Maar de Kerk is op haar best als zij knielt en het vuile werk opknapt, dit is in lijn met het weg die de Heer van de Kerk is gegaan. Jezus laat de smerige voeten van de twaalf door Zijn handen gaan. Deze handeling is een zichtbaar teken en zegel (sacrament) van Zijn werk.
Hier is Petrus in eerste instantie niet van gediend, hij trekt zijn voeten terug (v.8). Hiervoor krijgt deze geestdriftige discipel geen compliment maar een indringende waarschuwing: ‘Als Ik u niet was, hebt u geen deel met Mij.’ Reiniging door Jezus blijkt geen extraatje te zijn maar een noodzakelijk iets (1 Joh. 1:7). Wie deze reiniging, ongeacht de argumentatie, niet nodig acht, die speelt hoog spel, die zet zichzelf buiten spel, niet doen dus!
Nadat Jezus alle voeten, ook die van Judas, gewassen heeft, legt Hij de betekenis van de gebeurtenis uit (v.12-15). Deze gebeurtenis mag niet op zichzelf blijven staan maar vraagt om navolging. Hierin gaat het dan niet om kopieergedrag, want dat is altijd van tijdelijke aard. Elkaar de voeten wassen moet van harte gaan. Het moet gaan volgens de volgorde van het Evangelie: Knielen voor de Meester en daarna knielen in navolging van de Meester. Zo vertoon je als gelovige en als gelovige gemeenschap de gestalte van Christus. Dat is de Kerk op haar best!
Cock Kroon