Ik ben mijn zonde moe, maar U mij niet.

‘Mijn zonde maakte ik U bekend, mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zei: Ik zal mijn overtredingen belijden voor de HEERE. En U vergaf mijn ongerechtigheid, mijn zonde’ (Psalm 32:5, Herziene Statenvertaling).

Jacqueline van der Waals (1868 – 1922) schreef een gedicht met als titel: Ik ben mijn zonde moe. Dit gedicht is één grote bekentenis over hoe uitputtend de strijd tegen zonde is. Daarnaast beschrijft zij ook hoe vermoeiend de zoektocht naar God kan zijn. De zoektocht die zij in haar gedicht beschrijft eindigt, God zij dank, niet in de mineur. Er is halverwege het gedicht een bevrijdende wending: ‘Hij ziet en kent mijn zonde en vergeeft ze zeventig maal zeven maal en meer. Hij wil niet, dat mijn ziele sterft maar leeft.’

Deze bevrijdende tonen van vergeving klinken ook door in een gedicht dat op naam staat van David: Psalm 32. Dit oude lied staat te boek als een boetpsalm. Dat betekent dat iemand, David in dit geval, een boekje opendoet over zijn persoonlijke wandaden. Dat was voor hem toen en ook voor ons vandaag een grote stap. Het opbiechten van eigen falen en verdwalen is niet iets wat je als mens graag doet. Ook al weet je dat je een scheve schaats gereden hebt, je wilt toch niet graag dat Jan en alleman weet dat je fiks uitgeleden bent. Het verzwijgen ervan gaat ons beter af dan het (openlijk) opbiechten.

Nu is het verzwijgen van je zonden niet de weg die ons in de Bijbel gewezen wordt. Adam en Eva worden door God tevoorschijn geroepen als zij zich vanwege schuld en schaamte in de struiken verstopt hebben: ‘Waar bent u?’ (Gen. 3:9). Deze indringende vraag dwingt hen om zich helemaal voor het aangezicht van de Eeuwige uit te spreken. Dat uitspreken van dat wat je misdeed kan lang duren. Deze traagheid kan allerlei redenen hebben. Je schaamt je voor dat wat je (niet) deed en beseft dat je toegaf aan donkere driften. Dit toegeven kan je diep teleurstellen want je had je zo voorgenomen om alles wat scheiding maakt tussen Hem en jou achter je te laten. Als dan (opnieuw) blijkt dat je niet tegen de macht van de zonde bent opgewassen kan dat je enorm moe en verdrietig maken (Romeinen 7:19). 

David kende deze vermoeidheid en het verdriet vanwege de zonde. In een zwak moment zwichtte hij voor vrouwelijk schoon. Hij dook tussen de lakens met buurvrouw Bathseba en ruimde daarna buurman Uria uit de weg (2 Samuël 11). Daarna probeerde hij zijn levensweg gewoon te vervolgen. Maar zo gemakkelijk kwam hij daarmee niet weg. God zette hem, door middel van de profeet Nathan, genadig de voet dwars! Bij David vielen toen de schellen van de ogen en opeens zag hij het: ‘Toen ik zweeg, teerden mijn beenderen weg, onder mijn jammerklachten, de hele dag. Want dag en nacht drukte Uw hand zwaar op mij, mijn levensvocht veranderde in zomerse droogte’ (v.3-4).

In de zonde kun je het, als God je lief is, uiteindelijk niet uithouden. Zonder Zijn nabijheid te moeten leven maakt alles in je leven droog en dor. De vrede en vreugde is ver te zoeken als God Zijn aangezicht voor je verbergt (Psalm 27:9). Met al zijn ongerechtigheden zoekt David toch weer het aangezicht van zijn God. Hierdoor ontdekt hij (weer) Gods genade: ‘Ik ben mijn zonde moe, maar U mij niet.’ Jacqueline van der Waals wist hier, van binnenuit, over mee te praten. Ziende op Jezus Christus (Romeinen 5:1), zeggen wij het haar in geloof na:  O, wonderbare goedheid van den Heer, Die naar zoo moedeloos een ziel nog vraagt, Die alle dingen, en ook mij verdraagt.

Cock Kroon

Ik ben mijn zonde moe

Ik ben mijn zonde moe en mijn berouw,
ik ben mij zelve moede en ik ben
het zoeken moe naar God, die ik niet ken,
en die ik toch zo gaarne kennen zou.

Ik ben mijn zwakheid moe en mijn verdriet,
mijn arbeid en mijn hoop en mijn genot,
maar bovenal het zoeken naar mijn God! –
ik ben het zoeken moede – maar God niet.

Hij ziet en kent mijn zonde en vergeeft
ze zeventig maal zeven maal en meer.
Hij wil niet, dat mijn ziele sterft maar leeft.

O, wonderbare goedheid van de Heer,
die naar zo moedeloos een ziel nog vraagt,
die alle dingen, en ook mij verdraagt.

 Nieuwe verzen (1909) Schrijver:
Jacqueline van der Waals

Deel deze pagina met anderen!